Financiële risico's

Risico 1: Ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting

Omschrijving risico 1

Terug naar navigatie - Risico 1: Ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting - Omschrijving risico 1

Gemeenten kunnen een aanvullende belasting vestigen op de basispersonenbelasting. Dat is een jaarlijkse belasting die de federale overheid heft op het inkomen van particulieren. De gemeente berekent de aanvullende belasting door de bepaling van de aanslagvoet in de vorm van een percentage toe te passen op de basispersonenbelasting. Dit percentage mag maximaal 1 cijfer na de komma bevatten.

De ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting (APB) is voor de meeste lokale besturen één van de voornaamste en meest stabiele inkomstenbronnen. Uit een analyse van de VVSG is evenwel gebleken dat de afhankelijkheidsgraad van deze belasting (aandeel APB in het totaal van de exploitatie) sterk schommelt tussen de lokale besturen.

Een lokaal bestuur met een 0-tarief zijn helemaal APB-onafhankelijk, andere lokale besturen halen 35 à 40% van hun ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing.

Voor het lokaal bestuur Denderleeuw schommelt dit rond de 25 % (aanvullende personenbelasting) en 15 % (opcentiemen op de onroerende voorheffing).

Hieraan zijn volgende risico’s verbonden:

  • De opbrengst is afhankelijk van de conjunctuur, de levensstandaard en de samenstelling van de inwoners. Gaat de (lokale) levensstandaard (en hieraan gekoppeld het lokale gemiddeld inkomen) erop vooruit, dan stijgen de opbrengsten uit deze belasting (en omgekeerd). Ook bij een aangroei van de bevolking neemt de opbrengst toe (in de mate dat deze nieuwe inwoners beschikken over een belastbaar beroepsinkomen). Een hoge graad van vergrijzing kan dan weer een negatieve impact hebben.
  • De inning van de aanvullende belasting is afhankelijk van het inningsritme van de FOD Financiën. Pas na inkohiering van de individuele aanslagen, het versturen van de aanslagbiljetten (met een betaaltermijn van 2 maanden) én de daadwerkelijke inning van de verschuldigde belastingen zal de FOD Financiën het gemeentelijk aandeel doorstorten. Sinds 2017 wordt er gewerkt met voorschotten (periode september->april). Deze voorschotten hebben echter enkel impact op de thesaurie: het lokaal bestuur is zeker een vooraf bepaald bedrag te ontvangen, los van het inkohieringsritme van het bewuste aanslagjaar. Het heeft echter géén budgettaire impact: hierdoor kunnen er nog steeds budgettaire schommelingen ontstaan wat deze belangrijke opbrengstenrubriek betreft.
  • De opbrengsten worden (negatief) beïnvloed door vrijstellingsmaatregelen door de federale overheid (taxshift). Het federaal regeerakkoord van 2024 bevat verschillende maatregelen die de financiën van de lokale besturen beïnvloeden. De exacte financiële gevolgen zijn nog niet volledig duidelijk, maar enkele trends tekenen zich af.  De federale regering wil werken lonender maken door de personenbelasting te vereenvoudigen en te verlagen, onder andere via een hogere belastingvrije som. Dat heeft een potentieel zware impact op de gemeentelijke inkomsten uit de aanvullende personenbelasting. De VVSG raamt dat de Vlaamse gemeenten hierdoor in 2029 zo’n 153 miljoen euro minder zullen ontvangen, wat neerkomt op een daling van ongeveer 5,3% van de APB, abstractie makend van de terugverdieneffecten.
  • Aan de andere kant leidt een toename van het aantal woongelegenheden waar gezinnen zich vestigen (huizen en meergezinswoningen) er toe dat er meer opbrengsten zijn op vlak van opcentiemen onroerende voorheffing én aanvullende personenbelasting

Het lokaal bestuur houdt in haar raming reeds rekening met een verhoging van de opbrengsten op basis van wooneenheden die reeds vergund zijn en momenteel in opbouw. De extra inkomsten in de aanvullende personenbelasting werden geraamd op basis van het mediaan inkomen.

Risico 2: Ontvangsten uit opcentiemen op de onroerende voorheffing

Omschrijving risico 2

Terug naar navigatie - Risico 2: Ontvangsten uit opcentiemen op de onroerende voorheffing - Omschrijving risico 2

Ook de opcentiemen op de onroerende voorheffing hebben een belangrijke impact op de financiën van de gemeenten. De gemeenteraad keurt – cfr. de regeling voor de aanvullende personenbelasting – een bedrag van opcentiemen goed die geheven zullen worden op de gewestbelasting. De Vlaamse Belastingdienst vestigt jaarlijks de individuele aanslagen van de gewestbelasting, alsook van het aanvullend deel voor de lokale besturen (de zogenaamde opcentiemen). Na inning wordt het gemeentelijk aandeel doorgestort.

Hieraan zijn volgende risico’s verbonden:

  • De opbrengst is afhankelijk van de inflatie
  • De opbrengst is afhankelijk van de gemiddelde levensstandaard van de inwoners (via het gezamenlijk kadastraal inkomen (KI) van de gebouwen en woningen).
  • De opbrengst is afhankelijk van de aanwezigheid van bedrijven en bedrijfspanden op het grondgebied (ook op deze gebouwen wordt onroerende voorheffing geheven).
  • Wordt negatief beïnvloed door vrijstellingsmaatregelen door de Vlaamse overheid (onder meer vrijstellingen op materieel en outillage, na renovatie van verwaarloosde en onbewoonbare woningen, verbouwen van handelspanden tot woning, …).
  • Wordt positief beïnvloed door het aantal woningen in de gemeente: bij nieuwe verkavelingen worden gronden met een laag KI omgezet naar bebouwde percelen met een hoger KI (die dienen als belastbare grondslag). Ook de aanleg van nieuwe industrieterreinen of zones voor ambachten hebben hetzelfde effect.
  • Wordt negatief beïnvloed door leegstand, verkrotting en verwaarlozing. Leegstaande bedrijfspanden worden vrijgesteld wegens inactiviteit, verkrotting en verwaarlozing leidt bij herschatting tot een lager KI van het pand zelf, en mogelijks een lagere aantrekkingskracht van de panden uit de omgeving. Zo kan leegstand en verkrotting onrechtstreeks en op middellange termijn een negatieve impact hebben op het KI van een ganse zone/regio.

Het lokaal bestuur houdt in haar raming reeds rekening met een verhoging van de opbrengsten op basis van wooneenheden die reeds vergund zijn en momenteel in opbouw. De extra inkomsten in de opcentiemen onroerende voorheffing werden geraamd op basis van recente wooneenheden waarvoor een KI werd bepaald.

Verder zal werk gemaakt worden van de update van wooneenheden die vermeend niet beschikken over comfortelementen zoals een badkamer en een douche. De eigenaars zullen aangeschreven worden met de uitnodiging om het kadastraal inkomen te regulariseren naar de correcte omvang.

Beheersmaatregelen & opvolging risico 2

Terug naar navigatie - Risico 2: Ontvangsten uit opcentiemen op de onroerende voorheffing - Beheersmaatregelen & opvolging risico 2

De opbrengsten worden op jaarbasis gemonitord, om op die manier tendensen in plus en min tijdig waar te nemen.

Er wordt periodiek beroep gedaan op de analytische informatie die ter beschikking gesteld wordt door de Vlaamse belastingdienst. Dit is een rijke bron van informatie om onder meer te achterhalen wat de evolutie is van de diverse onderdelen van de opbrengsten onroerende voorheffing.

 

 

Risico 3: Ontvangsten uit andere (eigen) belastingen

Omschrijving risico 3

Terug naar navigatie - Risico 3: Ontvangsten uit andere (eigen) belastingen - Omschrijving risico 3

Lokale overheden hebben de bevoegdheid om een eigen fiscaliteit uit te bouwen. Dit zijn belastingen waarvoor de gemeente zelf instaat voor het opmaken van het reglement, het vaststellen van het belastingkohier, het versturen van de individuele aanslagen en de inning ervan.

De belastbare grondslagen zijn divers. Dergelijke reglementen worden overwegend goedgekeurd voor een periode van 6 jaar, waarvan er 1 jaar de legislatuur overschrijdt.

Risico’s:

  • De toezichthoudende overheid schorst/vernietigt het reglement: in dat geval dient de gemeenteraad zich opnieuw te buigen over een aangepast reglement, waarna de procedure opnieuw start. In de tussentijd kunnen er geen belastingaanslagen worden opgemaakt.
  • Het reglement wordt aangevochten bij de Raad van State (na de beslissing van de toezichthoudende overheid). De gemeente kan bij een vernietiging zelf naar de Raad van State gaan om alsnog haar gelijk te halen. De bezwaarindiener kan dit ook als hij/zij in eerste instantie bot vangt bij de toezichthoudende overheid. In beide gevallen volgt een lange periode van rechtsonzekerheid (dergelijke procedures kunnen verschillende jaren aanslepen). Indien het reglement in eerste orde werd goedgekeurd door de toezichthoudende overheid, kan de gemeente belastingen heffen en innen conform dit reglement. De opbrengsten dienen dan voorzichtigheidshalve gereserveerd te worden, aangezien de belastingplichtige integraal moet worden terugbetaald als de Raad van State het reglement alsnog vernietigt.
  • Een individuele aanslag wordt aangevochten door een belastingplichtige. In eerste instantie kan het risico beperkt blijven tot de aanslag zelf: indien het college vaststelt dat de heffing onterecht werd gevestigd volstaat het om de belastingplichtige te ontheffen. Desgevallend kan een nieuwe (correcte) aanslag gevestigd worden in de mate dat het belastbaar tijdperk nog niet verstreken is. Indien het college echter tot het besluit komt dat de aanslag terecht is, dan kan de belastingplichtige hoger beroep aantekenen bij de rechtbank van eerste aanleg. Tijdens deze procedure kan andermaal het reglement worden aangevochten. Een eventuele negatieve uitspraak tegen het reglement geldt dan echter niet erga omnes: enkel de individuele belastingplichtige zal er voordeel uit kunnen halen. Het reglement zelf is dan echter ook niet meer bruikbaar voor de toekomst (zoals bij een vernietiging door de Raad van State) vanuit overwegingen van behoorlijk bestuur.
  • De Minister verbiedt het gebruik van bepaalde reglementen.
  • Belangrijke belastingplichtigen herlokaliseren een vestiging of bepaalde activiteiten, waardoor de belastbare grondslag verdwijnt.
  • Er zijn maatschappelijke tendensen die maken dat de belastbare basis van lokale belastingen evolueert (voorbeeld : meer reclame via sociale media heeft impact op het volume van ongeadresseerd drukwerk)

Beheersmaatregelen & opvolging risico 3

Terug naar navigatie - Risico 3: Ontvangsten uit andere (eigen) belastingen - Beheersmaatregelen & opvolging risico 3
  • Bij de (tussentijdse) vernieuwing van de reglementen wordt advies ingeroepen van een fiscaal expert om de nieuwste tendensen qua rechtsleer en rechtspraak te verwerken en zo de kwaliteit van de reglementen te verhogen (wat leidt tot grotere rechtszekerheid)
  • Bij de (tussentijdse) vernieuwing van de reglementen wordt rekening gehouden met informatie die volgt uit bezwaren en betwistingen uit het verleden
  • Personeelsleden van de dienst financiën worden continu opgeleid op vlak van lokale fiscaliteit

De belangrijkste 'eigen' belastingen worden continu gemonitord.

Risico 4: Pensioenbijdrage statutaire ambtenaren en responsabiliseringsbijdrage

Omschrijving risico 4

Terug naar navigatie - Risico 4: Pensioenbijdrage statutaire ambtenaren en responsabiliseringsbijdrage - Omschrijving risico 4

Een responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd door de provinciale en lokale besturen waarvan de pensioenlast voor hun gewezen vastbenoemde personeelsleden en/of hun rechthebbenden meer bedraagt dan de wettelijke basispensioenbijdragen die zij voor datzelfde jaar betalen.

Het verschil tussen beide (=deficit) wordt vermenigvuldigd met de responsabiliseringscoëfficiënt en het resultaat vormt het bedrag van de bruto responsabiliseringsbijdrage. De responsabiliseringscoëfficiënt is een (tijdelijke) korting die deficitaire besturen genieten op hun deficit. De responsabiliseringsbijdrage zorgt er met andere woorden voor dat de ene gemeente niet moet opdraaien voor de opgebouwde pensioenlast van de andere.

Risico’s:

Drie factoren hebben met andere woorden een impact op de responsabiliseringsbijdragen:

  1. De pensioenlast van de gewezen vastbenoemde personeelsleden. Deze pensioenlast daalt bij het overlijden van een gepensioneerd voormalig statutair personeelslid. De pensioenlast stijgt telkens er een statutair personeelslid met pensioen gaat.
  2. Er is ook een volume 'slapende' pensioenlast : dit heeft betrekking op statutaire personeelsleden die ooit voor het lokaal bestuur Denderleeuw hebben gewerkt en nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Op het ogenblik dat deze ex-collega's effectief met pensioen gaan, zal (een deel) van hun pensioen gealloceerd worden op de responsabiliseringsfactuur van het lokaal bestuur Denderleeuw.
  3. De wettelijke basispensioenbijdrage die de gemeente jaarlijks (op maandbasis) overmaakt aan het wettelijk pensioenfonds (via RSZ). Deze bijdrage wordt berekend op het basisloon van de in dienst zijnde statutaire ambtenaren. In de mate dat de gemeente statutaire ambtenaren niet vervangt, of vervangt door contractuele ambtenaren, daalt de bijdrage aan het wettelijk pensioenfonds van RSZ. Het pensioen van contractuele ambtenaren wordt immers betaald door een ander (gesolidariseerd) pensioenfonds. De patronale bijdrage die de gemeente betaalt voor contractuele personeelsleden (28,86 %) is lager dan deze voor statutaire ambtenaren (50,19 %). De werknemersbijdrage bedraagt in beide gevallen 7,5 %.

De verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd heeft een tijdelijk positief gevolg voor de evolutie van de te betalen responsabiliseringsbijdrage. Statutaire ambtenaren gaan immers een paar jaar later met pensioen. Gedurende die jaren spijst de gemeente verder de pensioenkas, terwijl aan de betrokken ambtenaren gedurende die extra jaren nog geen pensioen dient uitbetaald te worden.

Op heden is er nog geen solidariteit tussen de responsabiliseringsbalans van de gemeente en het OCMW binnen eenzelfde gemeente. Een gemeentebestuur kan met andere woorden deficitair zijn, terwijl het OCMW een positief saldo vertoont. In dat geval wordt het overschot van de gemeente gebruikt voor de solidariteit van andere besturen, terwijl er voor het deficitair bedrag van de gemeente toch een bijdrage moet worden betaald. Er is een nieuw wetgevend initiatief nodig om deze onlogische situatie uit de wereld te helpen.

Het college van burgemeester en schepenen heeft in zitting van 23 juni 2020 de wijziging van het organogram en personeelsformatie voor de gemeente en het OCMW goedgekeurd. Hierin werd de keuze gemaakt om alle statutaire betrekkingen in de toekomst te vervangen door contractuele plaatsen zodra deze vacant worden (met uitzondering van bevorderingen van statutaire collega’s).

Om de responsabiliseringsbijdrage te bepalen ontvangt het lokaal bestuur periodiek ramingen van de Federale Pensioendienst. Deze berekeningen zijn echter niet gebaseerd op de pensioentoekomst van individuele personen : ze gaat uit van klassieke trendberekeningen.  Er is echter gebleken dat deze berekeningsmethode leidt tot een aanzienlijke foutenmarge, aangezien financiële trends uit het recente verleden (over een relatief korte periode) geenszins representatief zijn om een globaal beeld te krijgen van de responsabiliseringsbijdrage in de toekomst. Daarom werd een actuariële studie besteld bij Ethias, die wel degelijk uitgaat van de pensioenberekening van elke individuele persoon : huidige statutairen, 'slapende' dossiers (statutairen die ooit bij het lokaal bestuur hebben gewerkt, maar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt hebben) en effectief gepensioneerden. 

Op heden wordt 50 % van de responsabiliseringsbijdrage gecompenseerd door een toelage van Vlaanderen : de continuïteit van deze dotatie op middellange en lange termijn is eveneens een financieel risico.

Risico 5: Geplande verkopen en afbraak van onroerende goederen

Omschrijving risico 5

Terug naar navigatie - Risico 5: Geplande verkopen en afbraak van onroerende goederen - Omschrijving risico 5

Als lokaal bestuur hebben we heel wat gebouwen in eigendom waarvan verschillende doelbewust aangekocht werden om af te breken.

Een deel van deze gebouwen staat immers over de rooilijn en hypothekeert zo een goede inrichting van het openbaar domein. In deze beleidsperiode zetten we opnieuw een afbraakplan op om deze gebouwen aan te pakken. Hierdoor kunnen de vrijgekomen gronden vóór de rooilijn opgenomen worden in het openbaar domein en de gedeelten achter de rooilijn een nieuwe bestemming krijgen. 

Sommige gebouwen zullen verkocht worden omdat ze niet voor andere doeleinden kunnen gebruikt worden. Hierdoor wordt het gemeentelijk patrimonium gereduceerd tot de gebouwen die we echt nodig hebben en kunnen we werken aan een duurzaam gebouwbeheer. De focus komt dan echt te liggen op ons kernpatrimonium. Door dit plan op korte termijn uit te voeren, verminderen we de onderhoudskosten voor ons bestuur en zorgen we voor een verfraaiing van onze gemeente (Actie A-80101 Afbouw van leegstaand patrimonium in eigendom van het lokaal bestuur Denderleeuw onder AP-801 Efficiënt gemeentelijke gebouwbeheer)

De dienst Facility heeft in het kader van een globaal gebouwenplan aangeduid om welke panden het gaat.

Het afbreken en verkopen van gebouwen heeft ook een financiële impact:

  • De verkoopwaarde van de gebouwen kan opnieuw geïnvesteerd worden en heeft dus een positief effect op de investeringsruimte van het lokaal bestuur. Dit zit mee verrekend in het financieel evenwicht (resultaat op kasbasis en autofinancieringsmarge).
  • Na afbraak van gebouwen daalt de exploitatie- en energiekost aangezien er kan gefocust worden op kernpatrimonium. Ook de verzekeringspolissen kunnen stopgezet worden.
  • In een aantal gevallen kunnen restpercelen na verkoop verkocht worden.
  • Door verouderd patrimonium te verkopen of af te breken wordt vermeden dat dat deze panden onderhevig worden aan leegstandsheffing of dat er nog instandhoudingswerken uitgevoerd moeten worden.

Risico 6: Betwistingen en rechtszaken

Omschrijving risico 6

Terug naar navigatie - Risico 6: Betwistingen en rechtszaken - Omschrijving risico 6

Inwoners en bedrijven trachten soms via een juridische procedure hun gelijk te halen in een dispuut waarin de lokale overheden betrokken zijn. Denken we maar aan geschillen met betrekking tot fiscaliteit, omgevingsvergunningen, overheidsopdrachten, de aansprakelijkheid als wegbeheerder, de rol als organisator van lokale evenementen, enzovoort.

Het is aangewezen om deze geschillen centraal op te volgen, en de mogelijke (negatieve) financiële impact tijdig en ernstig in te schatten. Indien nodig kan het lokaal bestuur financiële reserves aanleggen als er onzekerheid is wat betreft de goede afloop van een hangend geschil van een belangrijke omvang.

Beheersmaatregelen & opvolging risico 6

Terug naar navigatie - Risico 6: Betwistingen en rechtszaken - Beheersmaatregelen & opvolging risico 6
  • Centraal beheren van de lopende geschillen
  • Reserves aanleggen voor lopende geschillen met een groot risico en een aanzienlijk omvang
  • Voldoende dekking voorzien qua aansprakelijkheid in de verschillende polissen van het gemeentebestuur en het OCMW

De betwistingen en rechtszaken waarmee het gemeentebestuur geconfronteerd wordt, zullen centraal opgevolgd worden op het secretariaat van de algemeen directeur, al dan niet in samenwerking met een externe raadsman.

Daarnaast zal beroep gedaan worden op de betrokkenheid van diverse diensthoofden, die thematisch hun expertise zullen ter beschikking stellen. Op deze manier zal een beter overzicht voorhanden zijn van het aantal betwistingen, en het verloop van de diverse dossiers.

Op heden zijn er geen juridische betwistingen hangende.

 

Risico 7: Toegestane (bank) waarborgen

Omschrijving risico 7

Terug naar navigatie - Risico 7: Toegestane (bank) waarborgen - Omschrijving risico 7

Het gemeentebestuur staat in bepaalde gevallen borg bij financiële instellingen voor leningen van andere organisaties. Het betreft meestal besturen die niet bij machte zijn om eigen belastingen te heffen (OCMW) of intercommunales die voor de aanrekening van inkomsten afhankelijk zijn van een beheersoverdracht door de gemeente.

Het openstaand bedrag van deze waarborgen wordt jaarlijks meegedeeld aan de gemeente. Het bedrag van de borgstelling wordt opgenomen in de gemeentelijke boekhouding onder klasse 0 en jaarlijks geactualiseerd.

Het risico van deze borgstellingen is op het eerste zicht beperkt:

  • Een OCMW is wat de (slot)financiering betreft 100 % afhankelijk van de gemeente.
  • Intercommunales hebben over het algemeen een investeringspolitiek met een laag risico in stabiele sectoren (zoals energie, afval, IT)

Het risico neemt toe naarmate de gemeente minder zicht of impact heeft op het financieel beheer van de organisatie waarvoor er borg verleend wordt en is nooit helemaal weg. De Gemeentelijke Holding heeft geleerd dat het ook fout kan lopen …

Beheersmaatregelen & opvolging risico 7

Terug naar navigatie - Risico 7: Toegestane (bank) waarborgen - Beheersmaatregelen & opvolging risico 7
  • Registratie van de externe waarborgen in de klasse 0, om deze beter te kunnen opvolgen en monitoren
  • Externe partnerbesturen aanmoedigen om te werken met investeringstoelagen (in plaats van met eigen leningen) zodat er enkel centraal (bij de gemeente) geleend wordt

Een overzicht van de gestelde waarborgen is opgenomen onder de rubriek 'verbonden entiteiten'

Risico 8: Financiële linken met partnerbesturen (verbonden entiteiten)

Omschrijving risico 8

Terug naar navigatie - Risico 8: Financiële linken met partnerbesturen (verbonden entiteiten) - Omschrijving risico 8

Bij de opmaak van de meerjarenplanning worden best niet louter de eigen ontvangsten en uitgaven tegen het licht gehouden, maar tevens deze van de zogenaamde “verbonden entiteiten”. Binnen de beperkingen van de beschikbare financiële middelen moeten ook deze partnerbesturen in samenspraak met hun moederentiteit weloverwogen keuzes maken.

Hierbij mag ook de regelgeving niet over het hoofd gezien worden. De verbonden entiteiten volgen elk hun eigen weg: zo worden de politie- en de hulpverleningszones nog steeds federaal geregeld, terwijl kerkfabrieken, intercommunales en autonome gemeentebedrijven Vlaams worden aangestuurd. Deze complexiteit maakt een goede opvolging er niet eenvoudiger op.

“Goede afspraken maken goede vrienden.” Het is een motto dat zeker zijn waarde kan bewijzen in de relaties met de verbonden entiteiten. Afspraken rond het personeelskader, de aanvaardbare werkingskosten, acceptabele groeivoeten, de wijze van financiering en het omgaan met eventuele reserves … het is maar een greep uit de diverse elementen die moeten worden afgetoetst met de partners om onaangename verrassingen te vermijden. Een gebrek aan dergelijke afspraken houdt dus zonder twijfel ernstige risico’s in.

Op dat vlak is het een pluspunt dat de wetgever een jaarlijkse, verplichte informatievergadering, voorafgaand aan de goedkeuring van de begroting, heeft opgelegd aan de hulpverleningszones met hun participerende besturen. Een initiatief dat zeker navolging verdient in de werking van de politiezones om ook daar de informatiedoorstroming te bevorderen.

Er is een groeiende tendens binnen heel veel steden en gemeenten om in de partnerbesturen enkel nog bij te dragen in de “reële” tekorten van hun satellieten. De regelgeving laat daar niet altijd voldoende vrijheid. Zo houdt het federale toezicht vast aan het standpunt dat de door de gemeenteraad goedgekeurde toelagen ook daadwerkelijk moeten worden uitbetaald, los van reële noden. Maar discussies over het al dan niet toelaten van de opbouw van reserves in de verbonden entiteiten en de mogelijke bestemming van eventuele overschotten – terugvloeien naar de moederbesturen of niet – bewijzen wel dat er nood is aan een duidelijk financieel kader waarbinnen de zusterentiteiten opereren.

Het kan ook nuttig zijn om verbonden entiteiten zelf geen leningen te laten afsluiten en de investeringen steeds te financieren via buitengewone middelen (en dus ook niet met overschotten uit de gewone werking). In kader van schuldconsolidatie op de balans van het moederbestuur – belangrijk in functie van actief schuldbeheer – is dit een optie die zeker moet worden overwogen. De partnerbesturen blijven op die manier de nodige investeringsruimte behouden en blijven zelf schuldenvrij (want eigen financiering zal meestal duurder uitvallen, en vaak ook nog een borgstelling eisen van het moederbestuur). Tevens biedt het de steden en gemeenten de mogelijkheid autonoom hun eigen financieringswijze van de buitengewone toelagen te kiezen.

Politiezones

In de sector is er reeds enige tijd onrust over de toekomstvisie van de hogere overheden over de ideale (en minimale) schaalgrootte van lokale politiezones, om te kunnen voldoen aan alle basisfunctionaliteiten. Of het zal komen tot een vrijwillige dan wel verplichte fusieoperatie is op heden nog steeds niet duidelijk. Volgende overwegingen moeten worden gemaakt: operationeel, bestuurlijk en financieel, wat in elk geval bij zowel verplichte als vrijwillige fusies een duidelijk businessplan zal vergen.

De aanslepende onzekerheid binnen de federale regering op vlak van het toekomstperspectief op lokale politiezones en de federale politie zorgt voor een onzeker klimaat. Dit zorgt ervoor dat een stabiele, structurele cofinanciering van de zones door de federale overheid op de helling komt te staan, voornamelijk wat betreft de toekomstige evolutie van de federale basisdotatie.

Zoals gekend weegt de pensioenproblematiek zwaar binnen een politiezone, door de hoge graad van statutarisering en het gegeven dat de personeelskosten het gros van de uitgaven omvat (vaak meer dan 85% van de totale kosten).

In samenspraak met hun zone zullen de besturen de nodige middelen moeten vrijmaken om een kwaliteitsvolle basispolitiezorg te garanderen.

Hulpverleningszones (HVZ)

De zeven deelgenoten van de Hulpverleningszone Zuid-Oost (HVZZO), Aalst, Ninove, Geraardsbergen, Erpe-Mere, Lede, Denderleeuw en Haaltert, hebben het Septemberakkoord 2026–2031 goedgekeurd.

Dit akkoord legt de basis voor het beleid van de komende zes jaar en focust op drie fundamentele pijlers:

  1. zorg voor veiligheid
  2. modernisering van de infrastructuur
  3. budgettair evenwicht.

Het akkoord weerspiegelt de gezamenlijke ambitie van alle lokale besturen om te investeren in een toekomstgerichte en efficiënte hulpverleningszone die klaar is voor de uitdagingen van morgen.

1. Zorg voor veiligheid - een gedeelde verantwoordelijkheid

Veiligheid blijft de kernopdracht van HVZZO. De zeven gemeenten onderstrepen hierin hun gezamenlijke verantwoordelijkheid.

De HVZZO waakt permanent over de veiligheid, niet alleen van burgers, maar ook van haar eigen medewerkers. Dit betekent dat er wordt geïnvesteerd in een moderne, toekomstgerichte organisatie met kwalitatieve infrastructuur, betrouwbaar en performant materieel, medewerkers die goed zijn opgeleid, fysiek en mentaal ondersteund, en in staat om elke interventie op een veilige manier uit te voeren.

Het bewaken en verbeteren van veiligheid is een continu proces. HVZZO streeft naar een cultuur waarin risicobewustzijn, preventie en professionaliteit centraal staan. Elke interventie, van brandbestrijding tot medische hulpverlening, moet snel, efficiënt én veilig kunnen verlopen.

Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de werkomstandigheden van brandweerlieden en ambulanciers. Hun inzet vraagt niet alleen moed en vakkennis, maar ook de garantie dat zij hun taak kunnen uitvoeren in omstandigheden die hun veiligheid maximaal waarborgen.

Zo blijft HVZZO bouwen aan een hulpverleningszone waar veiligheid niet enkel een doel is, maar een dagelijkse realiteit voor de burgers, voor de hulpverleners en voor de toekomst van de hele zone.

2. Modernisering van de accommodaties - investeren in duurzame infrastructuur

Om de operationele werking van HVZZO te versterken, voorziet het nieuwe akkoord in een ambitieus investeringsprogramma. Dit vormt een belangrijke hefboom om de HVZZO klaar te maken voor de toekomst, met veilige, efficiënte en duurzame infrastructuur als fundament waar plaats is voor zowel een operationeel beroepskader, als een operationeel vrijwillig kader als een administratief kader.

Tijdens deze legislatuur ligt de prioriteit bij het vernieuwen en moderniseren van onze gebouwen. Dit is een inhaalbeweging die broodnodig is. De verouderde infrastructuur voldoet steeds minder aan de hedendaagse eisen op het vlak van veiligheid, logistiek en comfort.

Met de geplande projecten zetten we daarom een stevige stap vooruit:

  • Aalst: bouw van een volledig nieuwe hoofdkazerne met integratie van het zonehuis, waar de administratieve diensten in gehuisvest zullen worden;
  • Lede/Erpe-Mere: oprichting van een nieuwe kazerne voor brandweer en ambulance;
  • Geraardsbergen: vervanging van de bestaande loods door een nieuwbouw;
  • Moorsel: uitbreiding van de bestaande kazerne;
  • Ninove: opstart van een nieuw project;
  • Denderleeuw: behoud van de kazerne;
  • Haaltert: behoud van de kazerne.

De uitvoering van deze projecten gebeurt gefaseerd en met zorgvuldige opvolging door de zoneraad, zodat elke stap transparant, verantwoord en haalbaar blijft.

Naast veiligheid en werkcomfort zal sterk worden ingezet op duurzaamheid en kostenefficiëntie. De nieuwe en vernieuwde gebouwen zullen ontworpen worden volgens moderne energienormen, met oog voor lage onderhoudskosten, energiezuinige installaties en een circulaire visie op materialen en beheer. Deze investeringen zijn niet enkel noodzakelijk, maar ook economisch verstandig: wat vandaag duurzaam wordt gebouwd, bespaart in de toekomst aanzienlijk op verbruik en onderhoud.

Elke euro die we investeren, versterkt zo niet alleen onze infrastructuur, maar ook onze dienstverlening 24 uur op 24, 7 dagen op 7. Want onze hulpverlening stopt nooit en dat vereist betrouwbare, functionele en toekomstgerichte kazernes waar onze brandweerlieden en ambulanciers hun werk veilig, efficiënt en met trots kunnen uitvoeren.

Zo bouwen we, letterlijk en figuurlijk, aan een hulpverleningszone die klaar is voor de uitdagingen van morgen.

3. Budgettair evenwicht - efficiëntie en stabiliteit als fundament

Een sterke en moderne hulpverleningszone kan enkel duurzaam functioneren met een gezond financieel beleid. De werkingskosten van de zone worden behouden op het niveau van 2026 en groeien dus niet verder tijdens deze legislatuur. Daarnaast wordt voorzien dat de jaarlijkse investeringen in materieel worden begrensd. Door deze aanpak kan de zone haar operationele slagkracht behouden én tegelijk budgettair evenwicht bewaren. De focus ligt op verstandig beheer, gezamenlijke planning en kostenbesparingen via efficiënt gebruik van gebouwen, voertuigen en middelen.

4. Een gezamenlijke toekomstvisie

Met het Septemberakkoord 2026–2031 zetten de zeven deelgenoten een duidelijke stap vooruit met de hulpverleningszone Zuid-Oost. Het akkoord is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de deelgenoten, de zoneraad, de zoneleiding en brandweerpersoneel. Samen willen wij een moderne, veilige en financieel gezonde HVZZO uitbouwen die haar burgers en medewerkers de beste bescherming biedt zowel vandaag als morgen.

Erediensten

Met de kerkfabrieken dienen de gemeentebesturen een afsprakennota af te afsluiten. Hierin worden de algemene samenwerking, maar ook de financiële afspraken en contouren vastgelegd waarbinnen de kerkfabrieken zich de komende legislatuur kunnen bewegen.

Hierbij dient extra aandacht te worden besteed aan de subsidiedossiers voor (dringende) investeringswerken aan het onroerend goed, die jarenlang kunnen aanslepen. Eens het subsidiedossier dan toch goedgekeurd raakt, blijkt vaak dat de initiële ramingen niet meer up to date zijn, of dat er inmiddels bijwerken of meerwerken zijn (of andere beschikbare technieken). De extra factuur komt dan extra ten laste van het budget van de gemeente.

Uit de onderhandelingen met betrekking tot het MJP 2026-2031 van de diverse kerkfabrieken is bovendien gebleken dat er ook uitdagingen zijn op vlak van het beheer van het privaat patrimonium.

Beheersmaatregelen & opvolging risico 8

Terug naar navigatie - Risico 8: Financiële linken met partnerbesturen (verbonden entiteiten) - Beheersmaatregelen & opvolging risico 8
  • De tendensen over en strategische planning van aanverwante partnerbesturen inhoudelijk op een professionele manier opvolgen
  • Overlegmomenten bijwonen (of zelf organiseren) van/met partnerbesturen om inzicht te krijgen in beslissingen/evoluties die een impact hebben op de financiën van de gemeente
  • Op elkaar afstemmen van de meerjarenplanning, qua timing en financiële haalbaarheid

De meerjarenplannen (en wijzigingen) van besturen van erediensten, lokale politiezone en hulpverleningszone werden verwerkt in het meerjarenplan 2026-2031.

Besturen erediensten:

Bij de besturen van erediensten wordt vastgesteld dat investeringsdotaties grotendeels gecentraliseerd worden in het jaar waarin de gunning gebeurt. Het is echter belangrijk om ook in te schatten wanneer de daadwerkelijke uitkering van een investeringstoelage zal gebeuren, om op die manier de thesaurieplanning van het gemeentebestuur meer accuraat te maken.

Vooral de renovatie van de kerk Sint-Amandus Denderleeuw heeft een grote budgettaire impact. Met het kerkbestuur zal overleg gepleegd worden omtrent de exacte timing van de voortgang van de werken.

Lokale politiezone:

De zone is deficitair wat het personeelskader betreft. Het aantal operationele personeelsleden en rekruten die ingaan op vacatures van de politiezone Denderleeuw-Haaltert is beperkt. Bovendien maken personeelsleden regelmatig gebruik van de mobiliteitsregeling om elders aan de slag te gaan. Dit maakt dat het personeelskader niet opgevuld geraakt. Om sneller in te kunnen spelen op nieuwe mobiliteitsrondes (waarbij plaatsen vacant kunnen gesteld worden) werd het personeelskader verhoogd met 2 hoofdinspecteurs en 9 inspecteurs. De budgettaire implicatie van deze maatregel kan erin bestaan dat het vorige personeelskader nu wel opgevuld geraakt.

De gemeentelijke dotatie is sterk onderhevig aan de recente loonindexeringen.

Het is een blijvend aandachtspunt om de zone, die relatief klein is van omvang, voldoende slagkracht te laten behouden om alle politietaken te blijven vervullen :

  • Het personeelskader is krap, maar een ruime uitbreiding is een grote financiële uitdaging voor beide gemeenten aangezien de zone niet goed bedeeld is (in vergelijking met andere gelijkaardige zones) op het vlak van federale dotaties
  • Er is een (tijdelijke) oplossing gevonden qua huisvesting door de huur van de bovenverdieping, garages en stapelplaatsen langs de Vlamstraat in Haaltert. In de zeer nabije toekomst dringt zich echter een belangrijke beslissing op omwille van volgende uitdagingen :
    • de zone zal over een eigen cellencomplex moeten beschikken
    • het onthaal voldoet weldra niet meer aan de normen
    • politiegebouwen zullen voorzien moeten worden van kogelwerend glas
  • Bijgevolg dringen zich in de volgende legislatuur drie scenario's op :
    • herlokalisatie naar een nieuwe site met de bouw van een nieuwe politiepost
    • blijven op de bestaande site, met uitbreiding van de huur naar de gelijkvloerse verdieping + de uitvoering van voormelde investeringen
    • blijven op de bestaande site, met aankoop van het totaal gebouw (gelijkvloers + bovenverdieping) + de uitvoering van voormelde investeringen
  • Verder moet overwogen worden of de zone op zich verder gaat, dan wel of een fusie wordt ingeleid met één of meerdere omliggende zones. Er werden reeds stappen gezet in de richting van een fusie met de zones Lede-Erpe-Mere en Aalst.

Hulpverleningszone:

De Hulpverleningszone heeft een heel ambitieus plan opgevat om heel snel te schakelen wat het vernieuwen en bouw van kazernes betreft. In totaal gaat het om een investeringspakket van (minimaal) 45.000.000 €, dat integraal tijdens deze legislatuur zal besteed worden.

De budgettaire impact hiervan werd volledig verwerkt in het MJP van de hulpverleningszone in de vorm van terug te betalen kapitaal en intresten van op te nemen leningen.

Het lokaal bestuur Denderleeuw staat integraal achter elk individueel project, maar heeft in functie van objectief budgetteren in functie van realistische uitvoeringstermijnen van deze investeringen de last van dit investeringspakket gespreid over 12 jaar in plaats van over 6 jaar. Bovendien werd een reductie van de personeelskost van 5 % toegepast : een onderbenuttingsgraad die werd afgeleid uit de jaarrekeningen van de voorbije 3 jaar. 

Er zal verder opgevolgd worden in welke mate dit ook zal stroken met de realiteit, maar op die manier tracht het lokaal bestuur tegemoet te komen aan de bezorgdheid die geuit werd in de omzendbrief KBBJ/ABB 2025/1 om zo accuraat mogelijk te budgetteren : "een realistische planning draagt bij tot het nemen van haalbare beslissingen. Een te grote overschatting van de uitgaven verhoogt de druk op de (gecorrigeerde) autofinancieringsmarge en het (geconsolideerde) financiële evenwicht onnodig. Dat kan  in het slechtste geval leiden tot onnodige besparingen, het inschrijven van leningen die eigenlijk niet nodig zijn en/of het onnodige uitstel van investeringen."

Risico 9: (Financiële) afhandeling lopende projecten bij intercommunales voor streekontwikkeling

Omschrijving risico 9

Terug naar navigatie - Risico 9: (Financiële) afhandeling lopende projecten bij intercommunales voor streekontwikkeling - Omschrijving risico 9

Lokale besturen maken voor hun streekontwikkeling steeds vaker gebruik van dienstverlenende samenwerkingsverbanden. Intercommunales dus, die vooral actief zijn op het vlak van ruimtelijke ordening en socio-economische expansie en instaan voor het:

  • ontwikkelen van openbare gebouwen (sporthal, cultuurcentrum, ...)
  • ontwikkelen en verkopen van beschikbare bedrijfsgebouwen
  • realiseren van nieuwe tewerkstellingsterreinen
  • ontwikkelen van verkopen van nieuwe woongelegenheden

Deze intercommunales ondersteunen tevens hun leden bij het realiseren van andere projecten die nood hebben aan financiële middelen en technische knowhow. Dankzij hun expertise kunnen besturen ontlast worden tijdens de ontwerp- en realisatiefase van complexe bouwwerken zoals de openbare gebouwen, woon- en verzorgingscentra of jeugd- en sportcentra.

Sommige van deze taken en services genereren inkomsten als een project tot realisatie wordt gebracht. Anderzijds ontstaan er ook uitgaven gedurende de hele ontwikkelingsfase. Zo zijn er onder meer de kosten voor de aankoop van de gronden en gebouwen (bij renovatie en gebiedsontwikkeling) of voor de constructie van gebouwen (bij projectontwikkeling). Tevens brengt de administratie overhead- en studiekosten met zich mee.

Na de oplevering van de projecten ontstaan ook extra exploitatiekosten voor het lokaal bestuur, bijvoorbeeld in de vorm van onderhoud van gebouwen, parken, openbaar domein, ...

De intercommunales rekenen daarom dit laatste type van projecten (waar er naderhand door verkopen inkomsten worden gerealiseerd) pas integraal af bij oplevering of realisatie. Er wordt intern gewerkt met een “rekening-courant”, een soort interne boekhoudrekening per lokaal bestuur waarop alle gemaakte kosten en geïnde inkomsten voor dat lokaal bestuur worden geboekt. Het gevolg is dat deze financiële stromen en realisaties buiten balans worden geregistreerd. 

Projecten kunnen in sommige gevallen ook een meerwaarde realiseren, in de mate dat de opbrengsten door verkoop van kavels de gemaakte kosten overschrijden. Hierdoor ontstaat een positieve rekening courant.

Deze middelen maken deel uit van de reserves van de intercommunale en zijn in principe niet uitkeerbaar. Dat betekent dat deze ook niet kunnen worden opgevraagd door de besturen en dus ook niet als opeisbare vordering mogen worden uitgedrukt in de boekhouding van de lokale besturen. Het saldo kan wel worden aangewend ter financiering van projecten die de intercommunale in opdracht van de lokale besturen realiseert. 

Teneinde de omvang ervan in kaart te brengen, en te garanderen dat de jaarrekening van het lokaal bestuur een integraal en getrouw beeld geeft van alle rechten en verplichtingen, is het aan te bevelen dat het openstaande bedrag van de rekening courant ten gevolge van de lopende projecten in de boekhouding van het lokaal bestuur worden opgenomen onder de klasse 0.

Het saldo ervan kan vervolgens elk jaar door de intercommunale worden geconfirmeerd.

Beheersmaatregelen & opvolging risico 9

Terug naar navigatie - Risico 9: (Financiële) afhandeling lopende projecten bij intercommunales voor streekontwikkeling - Beheersmaatregelen & opvolging risico 9
  • Periodiek overleg met de intercommunale voor streekontwikkeling over financiële en inhoudelijke voortgang van de lopende projecten
  • Projecten die uitbesteed zijn aan de intercommunale voor streekontwikkeling ook budgettair voorzien in het meerjarenplan van het lokaal bestuur (en periodiek updaten indien nodig)
  • Duidelijk afspraken maken met de intercommunale voor streekontwikkeling met betrekking tot de beslissingsmomenten in projecten

Volgende projecten worden inmiddels verder ontwikkeld door Solva:

Wolfsgracht

  • Projectoproep werd gelanceerd door Vlaamse Bouwmeester
  • Eerste selectie van kandidaten werd gemaakt
  • Grondverwervingen lopen nog met de laatste paar eigenaars die nog niet verkocht hebben
  • Het doel is dit project kostendekkend te maken
  • Infomoment buurtbewoners werd voorzien in het tweede kwartaal van 2025.
  • De gemeenteraad keurde in oktober 2025 de voorlopige vaststelling van het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan Wolfsgracht (herziening) goed. 

Alle projecten kunnen opgevolgd worden op https://www.denderleeuwinbeweging.be

Risico 10: Betaling toegestane leningen aan en het afsluiten van langlopende erfpachtovereenkomsten met verenigingen

Omschrijving risico 10

Terug naar navigatie - Risico 10: Betaling toegestane leningen aan en het afsluiten van langlopende erfpachtovereenkomsten met verenigingen - Omschrijving risico 10

Heel wat besturen verstrekken leningen (al dan niet renteloos) voor grote infrastructuurwerken of voor nieuwbouw van plaatselijke verenigingen. Dit situeert zich heel vaak in de vrijetijdssector, meerbepaald bij plaatselijke jeugdwerk- en sportinitiatieven.

Het is duidelijk dat hieraan risico’s zijn verbonden: de solvabiliteit van deze verenigingen is immers niet altijd duidelijk en de transparantie omtrent de boekhouding evenmin.

Het is bijgevolg aangewezen een reeks maatregelen in te bouwen die bij een eventuele wanbetaling de risico’s voor het bestuur drastisch inperken:

  • Maak een goed reglement op met duidelijke, strenge voorwaarden
  • Beperk de lening in looptijd en in bedrag
  • Zorg voor borgstellingen en hypotheken op de desbetreffende goederen (indien mogelijk)
  • Screen zo maximaal mogelijk de solvabiliteit van de verenigingen
  • Volg de situatie van de vereniging kort op gedurende de volledige terugbetalingsperiode

Onder de rubriek 'verbonden entiteiten' werd een overzicht opgenomen van alle toegestane leningen.

Een jaarlijkse interactie met verenigingen die geleend hebben via het lokaal bestuur strekt tot aanbeveling. Dit kan bestaan uit een jaarlijks overlegmoment, of het uitwisselen van financiële rapporten (budgetten, jaarrekening, …).

Beheersmaatregelen & opvolging risico 10

Terug naar navigatie - Risico 10: Betaling toegestane leningen aan en het afsluiten van langlopende erfpachtovereenkomsten met verenigingen - Beheersmaatregelen & opvolging risico 10
  • Strikt opvolgen van de periodieke betalingen van toegestane leningen
  • Opmaken van goed afgelijnde en sluitende kredietovereenkomsten (al dan niet gekoppeld aan overeenkomsten met betrekking tot de terbeschikkingstelling van onroerende goederen)
  • Periodiek overleg met de verenigingen die bij het lokaal bestuur geleend hebben
  • Ad hoc overleg bij de vaststelling van betaalproblemen

Een overzicht van de toegestane leningen is opgenomen onder de rubriek 'verbonden entiteiten'.

Risico 11: Schuldenlast beheren en onder controle houden

Omschrijving risico 11

Terug naar navigatie - Risico 11: Schuldenlast beheren en onder controle houden - Omschrijving risico 11

Om investeringen te financieren, kan een lokaal bestuur beroep doen op reserves uit de exploitatie (positieve verschillen tussen exploitatie ontvangsten en uitgaven) of op vreemd vermogen in de vorm van leningen bij financiële instellingen. Externe financiering door leningen heeft het voordeel dat de 'last' van de investering die in sommige gevallen tientallen jaren meegaat, ook financieel gespreid wordt in de tijd en niet 100 % verhaald wordt op de huidige generatie.

Bovendien zijn de jaarlijkse overschotten niet van die aard dat grote investeringen (zoals de constructie van een nieuw gebouw of de heraanleg van een grote weg) zomaar ineens gefinancierd kunnen worden op korte termijn. Een lokaal bestuur moet bovendien continu investeren: niet in het minst om de waarde en de kwaliteit van het patrimonium op peil te houden, maar ook om bijkomende werkgelegenheid te creëren. 

Sedert de invoering van de beleids- en beheerscyclus wordt er niet meer geleend per investeringsdossier: externe financiering wordt nu aangetrokken om het globale thesaurieniveau structureel op te krikken nadat lokale besturen in eerste instantie cashoverschotten hebben gebruikt om investeringsfacturen te betalen.

Hoeveel een lokaal bestuur kan investeren en in tweede orde lenen, is gelimiteerd door de financiële norm van de autofinancieringsmarge. Deze norm regelt  de mate waarin een lokaal bestuur op een duurzame wijze de uitstaande leningen kan terugbetalen (kapitaal en intresten) met jaarlijkse exploitatiewinsten.

De schuldenlast onder controle houden vergt sowieso veel inspanningen. Actief schuldbeheer kan leiden tot optimalisaties van de schuldenportefeuille en tot meer evenwicht in korte en lange termijnschulden die binnen een bepaald aanvaardbaar risicokader kunnen resulteren in meer budgettaire ruimte. Diversificatie van de leningenportefeuille is dus aangewezen.

Volgende risico’s inzake het schuldbeheer moeten worden afgedekt:

  • het renterisico: het risico op hogere rentelasten omwille van de wijzigende rente-omgeving
  • het aflossingsrisico: het risico dat verband houdt met de terugbetaling van leningen en certificaten of hogere aflossingen omwille van de wijzigende omgeving
  • liquiditeits- en herfinancieringsrisico: het risico om onvoldoende financiering te vinden in de markt
  • kredietrisico: het risico dat de tegenpartij van een krediet in faling gaat
  • productrisico: vandaag worden heel wat creatieve lange en korte termijn kredietproducten aangeboden. Het is niet evident om al die producten ten volle te doorgronden en de risico’s goed af te wegen en er al of niet gebruik van te maken. 

Los van beide financiële evenwichtscriteria (positief RKB in elk jaar, en positieve AFM in het laatste jaar van het meerjarenplan), is het aangewezen om op vlak van schuldopbouw ook enige voorzichtigheid aan de dag te leggen.

Vaak gebruikte ijkingspunten of indicatoren die betrekking hebben op het totale schuldvolume dat wenselijk is, zijn:

  • Maximale schuld per inwoner (Vlaams gemiddelde volgens de jaarlijkse Belfius studie)
  • Maximale totale uitstaande schuld die niet hoger is dan het totaal van de exploitatie-ontvangsten

Dit zijn enerzijds vrijwillige 'extra' indicatoren. Anderzijds garanderen ze een vinger aan de pols op vlak van: 

  • structurele financiële gezondheid
  • structurele financiële ademruimte voor nieuwe initiatieven en projecten
  • de financiële en operationele houdbaarheid van de totaliteit van investeringsprojecten
  • financiële ademruimte in de volgende beleidsperiode 

Beheersmaatregelen & opvolging risico 11

Terug naar navigatie - Risico 11: Schuldenlast beheren en onder controle houden - Beheersmaatregelen & opvolging risico 11
  • Bij het aangaan van nieuwe leningen oog hebben voor diversificatie van de schuldportefeuille
  • Bij het opmaken van het meerjarenplan een gefundeerde inschatting maken van de extra lasten (aflossingen en intresten) die het gevolg zijn van bijkomende leningen
  • De algemene schuldenlast onder controle houden: dit gebeurt quasi automatisch door de berekening van de autofinancieringsmarge bij het opmaken van de BBC-beleidsrapporten

Maandelijks wordt de liquiditeitspositie van het lokaal bestuur opgevolgd, om in te schatten op welk moment het aangewezen is om bijkomende leningen aan te gaan, die nodig zijn om het investeringsprogramma van het lokaal bestuur te financieren.

Een overzicht van de evolutie van de uitstaande leningen is te vinden onder rubrieken

  • Beleidsverklaring
  • De toelichting (overzicht van de financiële schulden - schema T3)

 

Risico 12: Aanwending subsidies voor de inzameling van afvalwater

Omschrijving risico 12

Terug naar navigatie - Risico 12: Aanwending subsidies voor de inzameling van afvalwater - Omschrijving risico 12

In Vlaanderen (en ook in bredere Europese context) hebben lokale besturen een aantal wettelijke saneringsverplichtingen, die voortvloeien uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de Vlaamse milieuwetgeving (VLAREM, Decreet Integraal Waterbeleid):

  • Aansluitingsplicht en uitbouw rioleringsstelsel. Lokale besturen moeten zorgen voor de inzameling van gemeentelijk afvalwater. 
    • In centraal gebied: aanleggen en onderhouden van openbare riolen en afvoerleidingen zodat huishoudelijk afvalwater wordt verzameld en aangesloten op zuiveringsinstallaties van Aquafin
    • In collectief te optimaliseren gebied: lokale besturen moeten nog riolering voorzien en bewoners verplichten hun afvalwater aan te sluiten
    • In individueel te optimaliseren gebied (landelijke zones): het lokaal bestuur moet toezien dat burgers individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater (IBA’s) plaatsen en dat ze functioneren
  • Samenwerking met Aquafin en rioolbeheerders
    Lokale besturen hebben een contractuele en wettelijke plicht om mee te werken aan de aanleg en werking van bovengemeentelijke infrastructuur (collectorleidingen, zuiveringsinstallaties)
  • Saneringsplicht
    Lokale besturen zijn in laatste instantie verantwoordelijk dat al het afvalwater op hun grondgebied wordt gezuiverd (ofwel via collectieve riool + RWZI, ofwel via IBA’s)

Om deze sanering te financieren, werd de saneringsbijdrage ingevoerd.

Op de drinkwaterfactuur wordt een jaarlijkse kost voor de gemeentelijke- en bovengemeentelijke saneringsbijdrage aangerekend. Dit dient niet enkel voor de zuivering van uw afvalwater, maar ook voor het onderhoud en de verdere uitbouw van het rioleringsstelsel en de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Dit is het principe van ‘de vervuiler betaalt’ zoals opgenomen in de kaderrichtlijn water.

 Concreet betreft dit:

  • De kost voor het afvoeren en inzamelen van het afvalwater via de riolering (gemeentelijke saneringsbijdrage of -vergoeding). Dit bedrag wordt overgemaakt aan uw rioolbeheerder
  • De kost voor de zuivering van het afvalwater in de zuiveringsstations (bovengemeentelijke saneringsbijdrage of -vergoeding). Dit bedrag wordt overgemaakt aan Aquafin

Dit bedrag rekent de watermaatschappij aan voor het gebruik van de riolering, als een gemeentelijke bijdrage of vergoeding. Dit geldt ook als er nog geen riolering ligt. Of een bijdrage of vergoeding betaald wordt, hangt ervan af of een inwoner leidingwater of grondwater gebruikt.

Risico’s:

Het is belangrijk om een planning op korte, middellange en lange termijn te maken wat betreft de investeringen in het stelsel voor opvang van afvalwater (onder meer rioleringsstelsel). Op die manier kan de kwaliteit van het stelsel en de daaraan gekoppelde boekwaarde (en jaarlijkse afschrijvingswaarde) op peil gehouden worden.

Indien de gemeentelijke afrekening een surplus zou vertonen, dan loopt het lokaal bestuur het risico dat de geïnde saneringsbijdragen terugbetaald moeten worden. Bovendien zou dit ook betekenen dat er onvoldoende inspanningen geleverd worden om de eigen prestaties qua riolerings- en zuiveringsgraad te verhogen. Dit heeft een impact op de globale Vlaamse score, die de toets van de Europese Kaderrichtlijn Water zal moeten doorstaan. Tenzij het lokaal bestuur een hogere rioleringsgraad heeft en een te hoge saneringsbijdrage opvraagt bij de burger. Maar ook in dat geval is het opportuun dit bij te sturen.

Beheersmaatregelen & opvolging risico 12

Terug naar navigatie - Risico 12: Aanwending subsidies voor de inzameling van afvalwater - Beheersmaatregelen & opvolging risico 12
  • Duidelijk in kaart brengen welke jaarlijkse uitgaven en ontvangsten in exploitatie en investeringen betrekking hebben op de verplichtingen qua inzamelen van afvalwater 
  • Interne afspraken maken met betrekking tot de verrekening van zuivere (alleen afvalwater) en gemengde (afvalwater en wegen) werken
  • Opvolgen van de saneringsverplichtingen en de daaraan gekoppelde deadlines

Tussentijds zal er opgevolgd worden in welke mate de geplande investeringen verder uitgevoerd worden.

Uit onderstaande grafieken blijkt dat de kosten voor verzamelen en verwerken van afvalwater jaarlijks hoger zijn dan de opbrengsten, en dat de waarde van het netwerk jaarlijks toeneemt.

Dat is een indicator dat Lokaal bestuur Denderleeuw blijft investeren in dit stelsel.

 

 

 

Risico 13: opvolgen werklozen VDAB

Omschrijving risico 13

Terug naar navigatie - Risico 13: opvolgen werklozen VDAB - Omschrijving risico 13

Aan de basis van dit financieel risico ligt een federale hervorming van de werkloosheidsuitkeringen, die werd goedgekeurd via de programmawet van 18 juli 2025 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 29 juli 2025. 

De impact hiervan op de langdurig werklozen in het algemeen en het het lokaal bestuur Denderleeuw in het bijzonder situeert zich op verschillende domeinen : 

  • Beperking van de uitkeringsduur:
    • Volledige werkloosheidsuitkeringen worden beperkt tot maximaal 24 maanden.
    • Inschakelingsuitkeringen (voor jongeren) worden beperkt tot maximaal 12 maanden. 
  • Gefaseerde invoering:
    • Overgangsmaatregelen starten op 1 juli 2025.
    • Nieuwe regels gelden volledig vanaf 1 maart 2026.
  • Uitzonderingen:
    • Personen ouder dan 55 jaar met voldoende beroepsverleden behouden onbeperkt recht.
    • Wie zijn uitkering verliest, kan een leefloon aanvragen via het OCMW

De financiële risico's die hiermee gepaard gaan zijn :

  • Stijging van leefloonuitgaven
    • Volgens een Belfius-studie wordt verwacht dat 30% tot 45% van de langdurig werklozen die hun uitkering verliezen, zullen doorstromen naar het OCMW voor een leefloon. 
      • Basisscenario: +135 miljoen euro extra uitgaven voor Vlaamse OCMW’s (+20%)
      • Zwaarder scenario: +203 miljoen euro (+30%)
  • Personeelskosten
    • De instroom van nieuwe dossiers vereist mogelijks de aanwerving en inzet van extra maatschappelijk werkers
  •  

Beheersmaatregelen & opvolging risico 13

Terug naar navigatie - Risico 13: opvolgen werklozen VDAB - Beheersmaatregelen & opvolging risico 13

Periodiek zal de evolutie van het aantal leefloondossiers opgevolgd worden.

Hierbij zullen de aanmeldingen van ex-VDAB’ers (langdurig werklozen) met kencijfers zoals leeftijd, geslacht, … apart opgevolgd worden om op korte en middellange termijn de impact voor het OCMW en de medewerkers in kaart te brengen.

Op die manier kunnen we heel nauwgezet de vinger aan de pols houden en zo objectief vaststellen of een bijsturing op vlak van personele bezetting aangewezen is. 

Tot slot

Tot slot

Terug naar navigatie - Tot slot - Tot slot

Het in kaart brengen van de financiële risico’s maakt deel uit van een gezond financieel beheer en goede organisatiebeheersing. De brug kan hier gelegd worden met de periodieke rapportering: de opvolging van de financiële risico’s kan hier zeker deel van uitmaken.

Deze denkoefening wordt gezien als een continu proces. Interne en externe factoren zullen er in de loop van de komende planningsperiode ongetwijfeld toe leiden dat de lijst van risico’s én de bijhorende beheersmaatregelen moeten worden aangepast.